De erfgenamen van heer Ghijsel Back

L.F.W. Adriaenssen

§ 18. Samson, Van Eynthouts

I. ENGEL PETER COLEN¹, geboren in 1483, trouwde trouwde in 1502 met de twee jaar oudere Joris Samson Janss², zoon van Jan natuurlijke zoon Aelbrecht Sampson en van Cristijn Jan Aerts van Hezewyck. Zij erfde van haar ouders de huizen den Dom met de vleesbanken in het vleeshuis en het Gulden Vlies aan de Schapenmarkt; het eerste werd herdoopt in den Sampson, het laatste verkocht zij in 1527.³ Joris werd in 1506 beboet van dat hy geworpen hadde eenre vrouwen mit eenen kase.⁴ Hij was proost en meester (1531) van het Groot Ziekengasthuis van Den Bosch⁵. Als lid van de Lieve-Vrouwebroederschap was hij in 1525-1527 proost van dit il-

lustre gezelschap.⁶ Tijdens zijn proosdij schonk hij samen met zijn zwager heer Daniel Colen, zijn schoonzus Anna Colen, zijn kommensaal heer Cornelis Lievens, zijn huisknecht en zijn twee dienstmeiden aan de broederschap een gouden kazuivel.⁷ Diverse malen trad hij op voor de stad: in 1528 lag hij voor Tiel in het leger en in 1531 kocht hij te Antwerpen eenen ryckelycken heerlycken vergulden nappe en eenen heerlycken vergulden cop, die de stad schonk aan respektievelijk Hendrik van Nassau en Floris van IJsselstein, twee veldheren die betrokken waren geweest bij de Brabants-Hollandse campagne tegen Gelre uit 1528.⁸ Een chroniqueur noteerde in 1530: in desen schepen stoel is loris Sampson gecoren meester vanden grooten gasthuys, den XXIIIIsten dach in lulio, ende hy sterff vande peste.⁹ Dat laatste gebeurde op 16 mei 1532 om 19.30 uur. Hij werd begraven in de Sint-Janskerk.¹⁰ Aan de kerkfabriek had hij ƒ 100 nagelaten ten behoeve van het nieuwe orgel.¹¹

Op p. 75 is het familieportret afgebeeld, gedateerd 1518 en toegeschreven aan Jacob Cornelis van Oostsanen, dat is bewaard gebleven te Aarle.¹² Links op de binnenzijde van het linkerluik staat Joris Sampson met zijn dode zoontje, het rechterluik toont zijn vrouw Engelken met drie in de wieg gestorven dochters en drie opgroeiende dochters, van wie de oudste (Christina) al in het Geertruidenklooster van Den Bosch zit. Blijkens een verklaring uit 1619 heeft er nog een portret van Joris Sampson bestaan: in het welfsel boven het hoogal-

Bron: www.thuisinbrabant.nl

taar in het Sakramentskoor van de predikherenkerk bevonden zich afbeeldingen van onder anderen kardinaal Willem van Enckevoirt en Joris Sampson.¹³

Kinderen:¹⁴

Engelken Joris Sampson, volgt onder II op pagina 77.

Christina Samson¹⁵ volgde haar tante Anna Colen en werd geprofessyde zustere inden convente van Sinte Gertrude bynnen desen stadt.

Anna Joris Samson¹⁶ trouwde met jonker Willem van Boshuysen¹⁷, zoon van Willem Willems van Boshuysen en van Rodolpha Rutger Berwouts. Zij stierf op 4 juli 1544 en werd begraven in de Sint-Janskerk onder de zerk van haar ouders.¹⁰ Ongeveer drie jaar later hertrouwde Willem met joffer Marye Peeters van Bexckel.¹⁸ Willem liet drie kinderen na, van wie Engel uit het eerste huwelijk stamde:¹⁹

a.	Engel van Boshuysen²⁰ trouwde met jonker Huygo van Berckel²¹, kwartierschout van Peelland. Hij woonde te Sint-Oedenrode, waar hij in 1584 schepen was²², het goed Ten Hout bezat²³ en werd herdacht door een raam in de

kerk, geschonken door zijn kinderen in 1617.²⁴ In 1604 waren hun dochters Maria en Anna (geboren in 1573) mondig, Margaritha en Josyna onmondig. In 1603 wordt ook een onmondige zoon Aerdt genoemd.

II. ENGELKEN JORIS SAMSON²⁵ is in 1506 of 1507 geboren en trouwde met Adriaen van Eynthouts²⁶ uit Aarle, zoon van Arndt van Eynthouts en van Fye Dircks van Bruheze. Van zijn moeder erfde hij het leengoed Ter Smissen onder Aarle en een deel van de Bruheese tiende aldaar; bovendien bezat hij het patronaat srecht van het Aarlese Maria-altaar.²⁷ Adriaen woonde in de Peperstraat te 's-Hertogenbosch, waar hij in 1530, 1531, 1539, 1543, 1544, 1545, 1547 en 1552 een plaats had in de schepenbank; in 1549-1550 en 1550-1551 was hij rentmeester.²⁸ In 1532 kollekteerde hij als aalmoezenier alle Sondach mitter scalen (...) in sint lans kercker voor die armen huysarmen²⁹, in 1538-1539 en 1545-1546 was hij gezworen van de stad.³⁰ Op 22 juli 1553 overleed hij; zijn graf kreeg hij in de Sint-Janskerk voor het Bacx-koorke. Engelken de weduwe volgde hem op 16 februari 1572.

1.	Jan van Eyndhouts³¹ is rond 1535 geboren. Hij werd priester,

ging studeren aan de universiteit van Leuven en vestigde zich in de Peperstraat te 's-Hertogenbosch, waar hij een prebende in het kapittel van de Sint Jan kreeg. Bovendien was hij rector van het Sint-Agatha-altaar in die kerk en hoogstwaarschijnlijk van een van de porties van het Bacx-koor. Zijn moeder had in haar testament uit 1554 Jan nadrukkelijk van de het bezit van de Bruheese tiende onder Aarle uitgesloten, omdat hij sommige dingen gedaen heeft niet corresponderen ter eeren, ten groten leedt weesen des voirschreven wylen syns vaders. Toch kwam hij in het bezit van een derde van deze tiende, die hij in 1575 verkocht. Bovendien verwierf hij uit de nalatenschap van zijn vader het leengoed Ter Smissen onder Aarle. Op 15 oktober 1601 maakte hij, ziek en bij zijn volle verstand, krachtens oktrooi van de hertog van Brabant van 25 oktober 1568 en met verlof van de bisschop van Den Bosch (verleend nog voor hij kanunnik werd) zijn testament³², verkiesende syne sepulture inde kercke van Sint Jan voorschreven inde sepulture van syne ouders memorie voor het Bacxchoorken aldaer, begerende eerlijck, sonder pomperije ter aerden bestaet te wesen. Aan het Sakramentsaltaar in de Sint-Janskerk schonk hij alsulcke tapeetserije sargie, als die kerckmeesteren pretenderen den selven altaer te competeren vuijt seeckere donatie geschiet duer saliger Margriet Kuijsten, bij haer handt onderteeckent, dus een sigaar uit eigen doos. Voor zijn eeuwige jaargetijde in de Sint Jan reserveerde hij 70 carolusgulden, datmen synen naem soude doen lesen op den preeckstoel van Sint Jans onder het sondachs gebet eenen tijt van ses jaeren geduerende ende dijergelijcke oock inden convente vanden predicheeren opden preeckstoel dergelijcke sess jaeren geduerende. Tijdens de uitvaart moest van drie mud rogge brood worden gebakken om aan de armen die voor hem baden te verdelen. Een bedrag van 2000 carolusgulden besteedde hij aan 'goddelijke zaken', te weten een rente van ƒ24 uit onderpanden te Aarle tot behoeff vande sondachsche schoele vande meyskens, voor vrome doelen te kiezen door de executeurs-testamentair (onder wie Anthonis Nouwen, mede-erfgenaam van heer Ghijsel Back, cantor van Hilvarenbeek en toekomstige rector van het Bacx-koorke) en voor twee missen, te stichten door dezelf-

den; wat er dan nog overbleef moest fifty-fifty worden verdeeld tussen de huisarmen om ze te voeden of besteken en 'schamele maagden' om ze in een klooster of begijnhof te helpen. Nicht Angela Creeft, vrouw van mr Jacob van Balen, viel een silvere beeckerken met vergulden canten oft bandekens toe, Gijsbert Coeverincx, deken van de Sint Jan, kreeg vuijt goeder vrintscappen sijnen besten tabbart, met jenetten gevoijert. Zijn bastaarddochter kreeg zijn woonhuis in de Peperstraat tegenover het begijnhof, met alle huisraad. Heer Jan overleed op 17 oktober 1602 en werd begraven onder de grafzerk van zijn ouders, voor het Bacx-koorke.

Adriaentje heer Jans van Eynthouts³³ was een illegitieme dochter van Peterken Jan Corneliss. Zij overleed voor 1619. Zij was getrouwd geweest met Jan van Heessel³⁴, erfsekretaris van Peelland en van Sint-Oedenrode. Het erfsekretariaat was hem aangekomen via zijn grootouders, Jan Gerits van Heessel en Alveraide Jans van den Berge³⁵; in 1615 verhief hij involge de deling van zijn vaders nalatenschap die hij in 1609 was aangegaan met zijn broers en zusters het scryffambacht vanden schepenen brieven der heerlicheyden ende dorpen van Sint OedenRode, Vechelen, Aerlebeke, Stiphout, Rixtel ende Lieshout voer een volle leen.³⁶ Zijn ouders waren Jan Jans van Heessel, erfsekretaris, en Jenneken Peter Coeverincx. Na Adriaentjes dood hertrouwde Jan met Anna van Fleru, natuurlijke dochter van jonker Bartholt van Fleru, schout van Heeswijk.

Joris van Eynthouts, volgt onder III op pagina 82.

Joost van Eynthouts³⁷, geboren in 1540, trad in bij de augus-

	tijnen van de Sint-Gertrudisabdij bij Leuven, studeerde sinds 1559 aan de universiteit aldaar en stierf in 1561.
4.	Peter van Eynthouts alias Petrus Peraxylus³⁸, geboren in 1543, studeerde sinds 1559 te Keulen, trad daar in 1562 in bij de jezuïeten en werkte daarna aan de gymnasia van Keulen, Würzburg en Mainz. Vervolgens doceerde hij tot 1583 aan de universiteit van Trier en daarna was hij gedurende een halfjaar contrarefomatorisch missionaris te Luxemburg, waar hij bij de regentenklasse furore maakte als prediker. Op 7 augustus 1584, twee weken na zijn aanstelling tot rector van het jezuïetencollege te Spiers, overleed hij.
5.	Aernt van Eynthouts³⁹ is in 1544 geboren. Als edelman werd hij 1563 aan de universiteit van Leuven ingeschreven. Evenals zijn oudere broer trad hij in bij de augustijnen van de Sint Gertrudis. Hij werd uitgezonden als pastoor van Bettecom en (sinds 1574) Oisterwijk. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog week hij uit naar Antwerpen, in 1593 kreeg hij een baan aan de universiteit van Leuven en het jaar daarop werd hij verkozen tot abt van zijn abdij. Op 11 maart 1607 is hij in die funktie overleden.
6.	Sophia van Eynthouts⁴⁰ stelde toen zij in 1586 testeerde haar broer Aert aan als haar voogd.⁴¹ Zij leefde nog in 1601. Zij was getrouwd geweest met ridder Corneille du Ploy te Doornik, die in 1617 als haar weduwnaar door de priester George van Eynthouts en diens broer jonker Henry van Eynthouts een uiterwaard te Lithoijen liet verkopen aan jofFer Angela van Eynthouts te Brussel.⁴²
7.	Engel Adriaens van Eynthouts was in 1583 wijlen; in dat jaar machtigde haar broer Joris hun broer Aert in zake de nalatenschap. ⁴³
8.	Elisabeth van Eynthouts, vermeld in 1555.

*/81

III. JORIS VAN EYNTHOUTS⁴⁴, geboren omstreeks 1538, ging in 1557 te Keulen studeren en ging in 1559 op voor zijn determinaatsexamen. ⁴⁵ Hij werd echter geen 'meester', maar 'jonker' en vestigde zich te Aarle, waar hij onder meer het leengoed Ter Smissen verwierf.⁴⁶ In 1578 betaalde zijn broer Jan ƒ 600 totten rancoene van joncker Joris van Eynthouts, synen broeder, dyer tyt binnen Remunde vanden viant gevangen synde.⁴⁷ Joris trouwde met jonkvrouw Cunera van Fleru⁴⁸, dochter van jonker Franchoys van Fleru en van Marie van Gerwen. Hij overleed in 1611, enkele dagen nadat hij met zijn vrouw op 28 oktober had getesteerd⁴⁹, en liet een even religieuze als omstreden kinderschaar na:

1.	Adriaen van Eynthouts⁵⁰, te Aarle geboren in 1577, trad in

1599 in bij de norbertijnen van Tongerlo, werd in 1603 als student uitgezonden naar de universiteit van Leuven, maar was het jaar daarop weer terug in zijn abdij. Vervolgens was hij achtereenvolgens pastoor van Waalwijk, Tilburg en Enschot, in welke laatste parochie hij op 19 februari 1634 kwam te overlijden. Hij was een onbekwame pastoor, bisschop Ophovius noemde hem zelfs 'hartstikke gek'.

Hendrick van Eynthouts⁵¹ wilde zich in 1630 tot priester laten wijden, maar daar stak zijn concubine Diercxken de Greeff een stokje voor: zij woonde al negen jaar met de jonker samen en had van hem drie kinderen. Diercxken won met glans, de wijding ging niet door, Hendrick trouwde eindelijk met zijn vriendin en ze kregen nog meer kinderen.

Joris van Eynthouts⁵², priester, vermeld in 1617.⁴²

Franchoys van Eynthouts⁵³, geboren omstreeks 1590, werd priester en woonde te Aarle tot hij een prebende te Breda verwierf. In 1647 was hij nog even pastoor van het begijnhof aldaar, maar hij vertrok in 1648 naar Hoogstraten, waar hij in hetzelfde jaar stierf. Volgens bisschop Ophovius had hij een Waalwijkse non verkracht, misschien de moeder van zijn bastaard:

A.	Barbara natuurlijke dochter heer Franchoys van Eynthouts trouwde met mr Jan Schenckels⁵⁴ uit Aarle, die had gestudeerd aan de universiteit van Leuven en later schepen was van zijn geboortedorp.

Maeyken Joris van Eynthouts, vermeld in 1607.

Engel Joris van Eynthouts wordt vermeld als gezelschapsdame van de gravin van Nassau-Siegen te Ronse en woonde in 1617 te Brussel.⁴²

Joost van Eynthouts⁵⁵ werd geboren in 1596 en kreeg in 1618 van zijn moeder ƒ300 voor zijn professie in het kruisherenklooster te 's-Hertogenbosch. Hoewel hij opklom tot supprior, beoordeelde bisschop Ophovius hem als een zwakzinnige. Joost stierf op 17 juli 1637.

Afkortingen:

ARAB	Algemeen Rijksarchief Brussel
GAB	Gemeentearchief Breda
GAH	Gemeentearchief 's-Hertogenbosch
GAHM	Gementearchief Helmond
RAH	Rijksarchief 's-Hertogenbosch
SAOH	Streekarchief Oosterhout

Noten
1.	GAH, Aanwinsten 7851, f 369, 1537. R 1276, f 201v, 16 augustus 1507. R 1277, f 87v, 4 september 1508. R 1316, f360, 3 juni 1532. P.J. van der Does de Bije, Catalogus van het archief der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's Hertogenbosch (Z.pl., 1874), 8, no 19, 2 oktober 1537.
2.	GAH, R 1265, f 483, 1495/97. R 1300, f 38, 11 december 1524. R 1302, f 8v, 11 oktober 1524. R 1316, f 182v, 5 oktober 1531. RAH, Charterverzameling Provinciaal Genootschap, nieuwe catalogus, no 186, 6 april 1521. A. Smijers, „Meerstemmige muziek van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch", Tijdschrift der Vereeniging voor Nederlandsche muziekgeschiedenis, XVI (1946) 92, 97.
3.	A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars en bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen, loopende van 1500-1810 (3 dln; 's-Hertogenbosch, [1911-1914]) III, 229, 493, 533.
4.	ARAB, Rekenkamer 13007, rekening Pasen-Kerstmis 1506, ongef.
5.	GAH, R 1316, f 16v, 22 december 1531; f 55, 20 februari 1532. Van Rooij I, 58.
6.	Ch.C.V. Verreyt, „Leden der Lieve-Vrouwenbroeder schap te 's-Hertogenbosch van 1316-1642", Taxandria, XVII (1910) 274.
7.	G.C.M, van Dijck, De Bossche optimaten. Geschiedenis van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch, 1318-1973 (Tilburg, 1976) 251.
8.	R.A.van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch. (Stadsrekeningen van het jaar 1399-1800) (2 stukken; 's-Hertogenbosch, 1863-1866) I, 432, 448, 472, 475, 477.
9.	C.R. Hermans, Verzameling van kronyken, charters en oorkonden, betreffende de stad en meijerij van 's Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch, 1848) 105.
10.	C.F.X. Smits, De grafzerken in de kathedrale Sint Janskerk van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch, 1912) 104.
11.	Van Dijck, De Bossche optimaten, 272.
12.	K. Swinkels, „Het Triptiek van Jacob Cornelisz van Oostsaenen in de Mariakapel te Aarle-Rixtel", Brabants Jaarboek (1950) 150-153. A.M. Koldeweij (red.), In Buscoducis, 1450-1629- Kunst uit de Bourgondische tijd te 's-Hertogenbosch. De cultuur van late middeleeuwen en Renaissance (2 dln; 's-Hertogenbosch, 1990) I, 18, 202.
13.	A. van der Does de Willebois, Studiebeurzen. Beurzenstichtingen voor de stad en voormalige meijerij van 's-Hertogenbosch (4 dln; 's-Hertogenbosch, 1904-1906) IV, 620.
14.	GAH, R 1333, f 442, 27 mei 1541. R 1844, f 239, 14 juni 1555.
15.	GAH, Aanwinsten 7851, f 131v, 1516.
16.	GAH, B 36, rekening 1529-1530, f 96: Anna Joris Sampson trekt sinds 1522 een lijfrente van 25 rijnsgulden.
17.	GAH, R 1373, f 165v, 8 januari 1557. R 1381, f 229v, 11 september 1561. A. van Sasse van Ysselt, „De familie Eynthouts", Taxandria, XI (1904) 129. Van Sasse van Ysselt, De Voorname huizen, I, 296.
18.	GAH, R 1387, f 45v, 29 november 1564.
19.	SAOH, Sprang R 47, ff 214 en 215v, 4 juni 1603; f 216, 8 februari 1604. R 49, f 33, 24 januari 1604; f 58, 30 juni 1604; f 112v, 26 april 1606; f 184v, 9 november 1609; f 212v, 10 december 1608; f 234, 5 juni 1609; f 237v, 9 november 1609. De nakinderen waren de jonkers Roelof en Aert van Boshuysen.
20.	RAH, charter verzameling Provinciaal Genootschap, nieuwe catalogus, no 186, 5 mei 1578.
21.	SAOH, Sprang R 47, f 168v, 20 februari 1593; f 169v, 4 maart 1593; f 210v, 30 juni 1595. RAH, Collectie Cuypers van Velthoven 3562 (zijn zegel, 1576). GAH, R 1473, f 219, 5 juni 1602.
22.	A.R.M. Mommers, St. Oedenrode van oude tijden tot heden (Z.pl-, 1928) 29.
23.	W. Heesters en C.S.M. Rademaker, Geschiedenis van Sint-Oedenrode (Tilburg, 1972) 162.
24.	J.Th. de Raadt, „Verzameling van grafschriften en wapens in verschillende Noordbrabantse kerken", Noordbrabantsche Almanak, IV (1892) 764.
25.	GAB, N 1112, f 224v, 20 december 1569. GAH, R 1326, f 143, 2 maart 1537. R 1374, f 165v, 8 januari 1557. Aanwinsten 7851, f 131v, 1516. B 32A, rekening 1526-1527, sub lijfrenten: Engel Joris Sampson is 20 jaar oud. J. Lijten, „De keerzijde van gewestelijke leningen", Campinia, XXI (1991) 56.
26.	GAH, R 1326, f 270, 4 juli 1537. B 59, 1552/53. RAH, Raad van Brabant 1322, f 77v, 12 april 1548. Hermans, Verzameling van kronyken, 112, 129, 130. Zie voor Adriaen en zijn nakomelingen L. de Gou, „Het geslacht van Eyndhouts", Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, XXVIII, XXIX (1974, 1975).
27.	G. Bannenberg, A. Frenken en H. Hens, De oude dekenaten Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de eeuwse registers van het aartsdiakenaat Kempenland (2 dln; Nijmegen, 1968-1970) I, 135.
28.	B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629, De bestuursorganisatie van een Brabantse stad (Assen, 1986) 271-273, 282.
29.	Herman, Verzameling van kronyken, 118.
30.	Van Zuylen, Inventaris der archieven, I, 550, 630.
31.	L.F.W. Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke in de Sint Jan tot de reductie van Den Bosch", De Brabantse Leeuw, XXXIV (1985) 139, 140. J. Heeren, „Heer Jan van Eyn(d)houts", Taxandria, XLII (1935) 203.
32.	RAH, Archief Beurzenstichtingen 37, f 153 e.v.
33.	GAH, N 2662, ongef., 18 augustus 1599; 23 februari 1602; 2 maart 1602. R 1474, f 32v, 4 november 1602; f 168v, 6 maart 1603. R 1529, f 409v, 11 mei 1618.
34.	De Raadt, „Verzameling van grafschriften", 764. Hommers, St. Oedenrode, 44. P.C. Blois van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Noord-Brabant (2 dm; Utrecht, 1924) II, 102.
35.	GAH, Aanwinsten 7851, f 297, 1533.
36.	RAH, Raad van Brabant 1322, f 165v, 4 juni 1615 en 18 september 1615. A.F.O. van Sasse van Ysselt, Oorkonden betreffende Rixtel ('s-Hertogenbosch, 1920) 20, 21.
37.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 140.
38.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 142.
39.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 143.
40.	In 1570 was zij of haar naamgenoot non in het klooster van Hooidonk: G. van den Eisen en W. Hoevenaars, Analecta Gijsberti Coeverincx (2 dln; z.pl., z.j.) I, 261.
41.	GAH, R 1415, f 389, 12 april 1586.
42.	GAH, R 1517, f 459v, 17 augustus 1617.
43.	GAH, R 1405, f 74, 9 juli 1583.
44.	SAV, Veghel R 31, f 19v, 22 maart 1589. GAHM, Huisarchief 497, 11 maart 1618. RAH, Aarle-Rixtel R 69, ongef., 12 december 1602; 25 februari 1605. R 69a, ongef., 21 mei 1608. GAH, R 1410, f 191v, 25 april 1601. R 1425, f 285v, 19 augustus 1605. R 1436, f 236v, 2 maart 1598; f 312, 21 april 1598; f 334v, 2 mei 1598. R 1441, f 62, 29 maart 1601; f 227, 4 juli 1601. R 1442, f61v, 15 december 1601; f 233v, 30 maart 1602. Rl443, f302v, 14 juni 1603. N 1448, f 223, 18 januari 1607. R 1474, f 322v, 19 juli 1603. R 1519, f 47v , 10 november 1618. N 2660, ongef., 12 november 1591. N 2662, ongef., 14 oktober 1595. L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch (5 dln; Sint-Michielsgestel, 1870-1876) V, 578. A.M. Frenken, „Het dagboek van Michaël Ophovius, 4 Augustus 1629 - einde 1631", Bossche Bijdragen, XV (1937-1938) 253. Van Sasse van Ysselt, Oorkonden betreffende Rixtel, 158, 164.
45.	H. Bots, I. Matthey en M. Meyer, Noordbrabantse studenten 1550-1750 (Tilburg, 1979), 283, no 1355.
46.	Kathedraalarchief Sint Jan 's-Hertogenbosch, map 12 (testamenten), 10 december 1616 en 18 februari 1617 (akten in zake de hulde en manschap over 5 lopen land, ten behoeve van de Sint Jan gespleten uit Ter Smissen). RAH, Raad van Brabant 1322, ff 77V, 78V, 79.
47.	GAH, R 1414, f 423, 9 augustus 1584. R 1415, f 359, 26 februari 1586.
48.	RAH, Aarle R 69a, ongef., 11 september 1606. Raad van Brabant 1322, f 113, 23 juli 1608 en 4 november 1611. GAH, R 1429, f 45, 8 mei 1621. R 1445, f 391v, 20 augustus 1605. R 1497, f 316, 5 mei 1621. R 1516, f 266, 29 februari 1616. R 1853, f 64, 26 mei 1600. R 1855, f 212, 21 april 1621. F.H.M, de Bekker, „De families Van Fleru en Van Gerwen", Taxandria, XII (1905) 172, 173.
49.	GAH, R 1529, f 575, 14 augustus 1618.
50.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 148. W. van Spilbeeck, Necrologium ecclesiae B.M. V. de Tongerlo ordinis praemonstratensis (Tongerlo, 1902) 35. W.A.M. Deliën, „Die kercke van Sinte Michiels tot Enschot. Bijdrage tot de geschiedenis van het dorp Enschot in het gebied der 'Tilburgen'", De Lindeboom, jaarboek IX-X (1985 -1986) 40-42, 57.
51.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 150, 151.
52.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 151.
53.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 152.
54.	Bots e.a., Noordbrabantse studenten, 625, no 4595.
55.	Adriaenssen, „De gerechtigden tot het Bacx-koorke", 154.

De Brabantse Leeuw 42 (1993) 73-83

De erfgenamen van heer Ghijsel Back

Op deze pagina

Zie ook